Online preken

Menu

De mensheid wint Gods genade en tolerantie door oprecht berouw (deel 2)

De bekering van Nineve’s koning verdient de lof van Jehova God

Toen de koning van Nineve dit nieuws hoorde, stond hij op van zijn troon, trok zijn mantel uit, kleedde zich in boetekleed en ging in as zitten. Hij verkondigde toen dat niemand in de stad iets mocht eten en dat geen vee, lammeren en ossen zouden grazen of water zouden drinken. Mens en vee moesten een boetekleed aantrekken; de mensen richtten gemeende smeekbeden tot God. De koning riep ook uit dat ieder van hen het slechte pad zou verlaten en het geweld uit zijn handen zou laten varen. Deze reeks van daden geeft aan dat de koning van Nineve blijk gaf van zijn oprechte berouw. De reeks daden die hij ondernam – hij kwam van zijn troon, trok zijn koningsmantel uit, kleedde zich in boetekleed en ging in as zitten – vertelt de mensen dat de koning van Nineve zijn koninklijke status opzij zette en net als het gewone volk een boetekleed droeg. Dit wil zeggen dat de koning van Nineve zijn koninklijke functie niet gebruikte om zijn slechte daden of het geweld van zijn handen voort te zetten nadat hij de aankondiging van Jehova God had gehoord; hij legde juist het gezag dat hij bekleedde neer en had berouw tegenover Jehova God. Op dit moment had de koning van Nineve geen berouw als koning; hij was voor God gekomen om zijn zonden te belijden en er berouw voor te hebben als een gewoon onderdaan van God. Bovendien vertelde hij ook de hele stad dat ze tegenover Jehova God hun zonden moesten belijden en er berouw voor moesten hebben op dezelfde manier als hij; bovendien had hij een specifiek plan hoe dat te doen, zoals te zien is in de Schrift: “Mensen en dieren, runderen en schapen, mogen niets te eten of te drinken tot zich nemen. […] en God krachtig aanroepen. Iedereen moet het slechte pad verlaten en het geweld uit hun handen laten varen.” Als heerser van de stad, bezat de koning van Nineve de allerhoogste status en macht en kon hij alles doen wat hij maar wilde. Toen hij te maken kreeg met Jehova Gods aankondiging, had hij de zaak kunnen negeren of eenvoudigweg berouw tonen en alleen zijn zonden belijden; of de mensen in de stad ervoor kozen om berouw te tonen, had hij volledig kunnen negeren. De koning van Nineve deed dit echter helemaal niet. Niet alleen stond hij op van zijn troon, trok hij het boetekleed met as aan, beleed hij zijn zonden voor Jehova God en toonde er berouw voor, hij beval ook alle mensen en vee binnen de stad om hetzelfde te doen. Hij beval zelfs het volk “God krachtig aan te roepen”. Door deze reeks daden volbracht de koning van Nineve werkelijk wat een heerser zou moeten doen; zijn reeks daden was moeilijk voor enige koning in de menselijke geschiedenis om te verwezenlijken en is ook door geen van hen verwezenlijkt. Deze daden kunnen ongekende ondernemingen in de menselijke geschiedenis worden genoemd; ze zijn het waard om door de mensheid zowel herdacht als nagevolgd te worden. Sinds de dageraad van de mens had elke koning zijn onderdanen ertoe gebracht zich te verzetten tegen God en zich tegen Hem te keren. Niemand had ooit zijn onderdanen ertoe gebracht God te smeken om verlossing van hun slechtheid, om Jehova Gods gratie te ontvangen en een dreigende straf te vermijden. De koning van Nineve was echter in staat om zijn onderdanen ertoe te brengen zich tot God te wenden, hun respectievelijke slechte wegen te verlaten en het geweld uit hun handen te laten varen. Bovendien was hij ook in staat om zijn troon opzij te zetten en in ruil daarvoor draaide Jehova God bij, kreeg spijt van Zijn toorn en trok deze in, waardoor de mensen van de stad konden overleven en voor vernietiging behoed werden. De daden van de koning kunnen alleen een zeldzaam wonder in de menselijke geschiedenis worden genoemd; ze kunnen zelfs een voorbeeld worden genoemd van een verdorven mensheid die haar zonden belijdt en berouw toont voor God.

God ziet het oprechte berouw diep in de harten van de Ninevieten

Na het horen van Gods verklaring voerden de koning van Nineve en zijn onderdanen een reeks handelingen uit. Wat is de aard van hun gedrag en daden? Met andere woorden, wat is de essentie van alles wat ze deden? Waarom deden ze wat ze deden? In Gods ogen hadden ze oprecht berouw getoond, niet alleen omdat ze God ernstig hadden gesmeekt en hun zonden voor Hem hadden beleden, maar ook omdat ze hun slechte gedrag hadden opgegeven. Ze handelden zo omdat ze na het horen van Gods woorden ongelofelijk bang waren en geloofden dat Hij zou doen wat Hij zei. Door te vasten, het boetekleed aan te trekken en in as te zitten, wilden ze hun bereidheid uiten om hun manier van doen te veranderen en zich van slechtheid te onthouden, om tot Jehova God te bidden om Zijn toorn te beteugelen, om Jehova God te smeken Zijn beslissing terug te trekken zowel als de ramp die op het punt stond hen te overkomen. Als we al hun gedrag onderzoeken, kunnen we zien dat ze al begrepen dat hun vorige slechte daden verfoeilijk waren in de ogen van Jehova God en dat ze begrepen waarom Hij hen binnenkort zou vernietigen. Om deze redenen wilden ze zich allemaal volledig bekeren, zich van hun verkeerde wegen afkeren en het geweld uit hun handen laten varen. Met andere woorden, zodra zij zich bewust werden van Jehova Gods verklaring, voelde ieder van hen angst in zijn hart; zij gingen niet langer door met hun slechte gedrag en ze gingen niet door met het begaan van die daden die Jehova God haatte. Bovendien smeekten ze Jehova God om hun zonden uit het verleden te vergeven en hen niet te behandelen naar hun daden uit het verleden. Ze waren bereid nooit meer kwaad te doen en te handelen volgens de aanwijzingen van Jehova God, zolang ze zich de woede van Jehova God maar nooit meer op de hals zouden halen. Hun berouw was oprecht en diep. Het kwam diep uit hun hart en was niet geveinsd, noch tijdelijk.

Toen het volk van Nineve, van de allerhoogste koning tot zijn onderdanen, ontdekte dat Jehova God boos op hen was, was elk van hun daden, en hun hele gedrag, evenals al hun beslissingen en keuzes, helder en duidelijk in de ogen van God. Gods hart veranderde naar aanleiding van hun gedrag. Wat was Gods gemoedstoestand op dat precieze moment? De Bijbel kan die vraag voor je beantwoorden. Zoals is vastgelegd in de Schrift: “God zag wat ze deden, dat ze zich van hun slechte pad bekeerden. God veranderde dan ook van gedachte: de straf die Hij had aangekondigd, voerde Hij niet uit” (Jona 3:10). Hoewel God van gedachten veranderde, was er niets ingewikkelds aan Zijn gemoedstoestand. Hij ging gewoon van het uiten van Zijn toorn over op het kalmeren van Zijn toorn, en besloot toen de ramp niet aan de stad Nineve te voltrekken. De reden waarom Gods beslissing – om de Ninevieten te sparen voor de ramp – zo snel werd genomen, was dat God het hart van elke persoon in Nineve gadesloeg. Hij zag wat zij diep in hun hart voelden: hun oprechte belijdenis en berouw voor hun zonden, hun oprechte geloof in Hem, hun diepe gevoel dat hun slechte daden Zijn gezindheid woedend hadden gemaakt, en de daaruit voortvloeiende vrees voor Jehova’s dreigende straf. Tegelijkertijd hoorde Jehova God ook de gebeden vanuit het diepst van hun hart, hun smeekbeden om Zijn woede tegen hen te staken, zodat zij deze ramp zouden kunnen vermijden. Toen God al deze feiten opmerkte, verdween beetje bij beetje Zijn woede. Ongeacht hoe groot Zijn toorn eerder was geweest, toen Hij de oprechte bekering zag diep in de harten van deze mensen, werd Zijn hart hierdoor geraakt en daarom kon Hij het niet verdragen deze ramp over hen te laten komen en was Hij niet langer boos op hen. In plaats daarvan zette Hij Zijn genade en verdraagzaamheid jegens hen voort en bleef hen leiden en voor hen zorgen.

Als je geloof in God echt is, zul je Zijn zorg vaak ontvangen

Gods verandering van Zijn intenties ten opzichte van de mensen in Nineve bracht geen aarzeling of dubbelzinnigheid met zich mee. Het was eerder een transformatie van pure woede naar pure tolerantie. Dit is een ware openbaring van Gods wezen. God is nooit besluiteloos of aarzelend in Zijn daden; de principes en doelen achter Zijn daden zijn allemaal helder en transparant, puur en foutloos, absoluut zonder dat listen of plannetjes daar deel van uitmaken. Met andere woorden, het wezen van God bevat geen duisternis of kwaad. God werd boos op de Ninevieten omdat hun slechte daden Hem onder ogen waren gekomen; op dat moment was Zijn woede afgeleid van Zijn wezen. Toen Gods toorn echter verdween en Hij opnieuw Zijn verdraagzaamheid aan het volk van Nineve schonk, was alles wat Hij openbaarde nog steeds Zijn eigen wezen. Deze hele verandering was het gevolg van een verandering in de houding van de mens tegenover God. Gedurende deze hele periode veranderde de niet te beledigen gezindheid van God niet; Gods tolerante wezen veranderde niet; Gods liefhebbende en genadige wezen veranderde niet. Wanneer mensen slechte daden begaan en God beledigen, zal Hij Zijn toorn over hen brengen. Wanneer mensen zich echt bekeren, zal Gods hart veranderen en zal Zijn woede bedaren. Wanneer mensen zich koppig blijven verzetten tegen God, zal Zijn woede onophoudelijk Zijn; Zijn toorn zal beetje bij beetje op hen drukken totdat ze worden vernietigd. Dit is het wezen van Gods gezindheid. Ongeacht of God toorn of genade en goedertierenheid uitdrukt, de handelwijze, het gedrag en de houding van de mens ten opzichte van God vanuit het diepst van zijn hart bepaalt wat wordt uitgedrukt door de openbaring van Gods gezindheid. Als God voortdurend één persoon onderwerpt aan Zijn toorn, staat het hart van deze persoon ongetwijfeld lijnrecht tegenover God. Omdat hij nooit echt berouw heeft gehad, zijn hoofd nooit echt gebogen heeft voor God en nooit een waar geloof in God heeft bezeten, heeft hij nooit Gods genade en verdraagzaamheid verkregen. Als iemand vaak Gods zorg ontvangt en vaak Zijn genade en verdraagzaamheid verkrijgt, dan heeft deze persoon ongetwijfeld een waarachtig geloof in God in zijn hart, en staat zijn hart niet tegenover God. Hij voelt vaak echt berouw tegenover God; daarom zal, zelfs als Gods discipline dikwijls op deze persoon neerdaalt, Zijn wraak niet op hem neerdalen.

Dit korte verslag stelt mensen in staat om Gods hart te zien, om de echtheid van Zijn wezen te zien, om te zien dat Gods toorn en de verandering van Zijn hart een reden hebben. Ondanks het schrille contrast dat God liet zien toen Hij boos was en toen Hij Zijn hart veranderde, wat mensen doet geloven dat er een grote kloof of een groot contrast lijkt te bestaan tussen deze twee aspecten van Gods wezen – Zijn toorn en Zijn tolerantie – stelt Gods houding tegenover het berouw van de Ninevieten mensen opnieuw in staat om een andere kant van Gods ware gezindheid te zien. Gods verandering van Zijn hart stelt de mensheid echt in staat om opnieuw de waarheid van Gods genade en goedertierenheid te zien en de ware openbaring van Gods wezen. De mensheid moet erkennen dat Gods barmhartigheid en goedertierenheid geen mythen zijn, en ook geen verzinsels. Dit komt omdat Gods gevoel op dat moment waar was; Gods verandering van hart was echt; God heeft Zijn genade en verdraagzaamheid waarlijk nogmaals aan de mensheid geschonken.

Door de ware bekering in de harten van de Ninevieten valt Gods genade hen ten deel en verandert hun eigen uitkomst

Bestond er enige tegenspraak tussen Gods verandering van hart en Zijn toorn? Natuurlijk niet! Dit komt omdat er een reden was voor Gods tolerantie op dat bepaalde moment. Welke reden zou dit kunnen zijn? De reden die in de Bijbel staat: “Iedereen verliet het slechte pad” en “liet het geweld uit zijn handen varen”.

Dit ‘slechte pad’ verwijst niet naar een handvol slechte daden, maar naar de slechte bron waaruit het gedrag van mensen ontspringt. “Het slechte pad verlaten” betekent dat degenen in kwestie deze dingen nooit meer zullen doen. Met andere woorden, ze zullen zich nooit meer op deze slechte manier gedragen; de methode, de bron, het doel, de bedoeling en het principe van hun daden zijn allemaal veranderd; ze zullen nooit meer die methoden en principes gebruiken om genieting en geluk in hun harten te brengen. Het “laten varen” in “liet het geweld uit zijn handen varen” betekent neerleggen of terzijde werpen, volledig breken met het verleden en nooit meer terugkeren. Toen de inwoners van Nineve het geweld afzworen, bewees en vertegenwoordigde dit hun echte berouw. God kijkt zowel naar de uiterlijke verschijning van de mensen als naar hun harten. Toen God het ware berouw zonder twijfel in de harten van de Ninevieten zag en ook opmerkte dat zij hun slechte wegen hadden verlaten en het geweld achter zich hadden gelaten, kwam er een verandering in Zijn hart. Dit wil zeggen dat het gedrag en de houding van deze mensen en de verschillende manieren om dingen te doen, evenals hun ware bekentenis en berouw van de zonden in hun hart, God ertoe brachten Zijn hart te veranderen, Zijn voornemens te veranderen, Zijn beslissing in te trekken en hen niet te straffen of vernietigen. Zo bereikten de mensen van Nineve een andere uitkomst voor henzelf. Ze redden hun eigen levens en verkregen tegelijkertijd Gods genade en verdraagzaamheid, waarop God ook Zijn toorn introk.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, God Zelf, de unieke II

Laat een antwoord achter