I

God koos mij uit een menigte,

regelde dat ik aan Zijn zijde kwam.

Zijn ware, lieve woorden warmden mijn hart.

Zijn oprechte roep wekte mij.

Zijn vertrouwde stem, mooie gezicht

vanaf het begin nooit veranderd.

In Zijn huis proef ik Zijn zoete liefde,

dus blijf ik dichtbij en wil niet gaan.

God is altijd aan mijn zij. Hij offert zonder enige klacht.

Al mijn verdorvenheid wordt rein.

Ik zal blijven bij God, voor altijd, voor altijd.

II

Zonder God werd het leven te zwaar.

Ik strompelde voort en leed veel pijn.

Zijn bescherming leidt mij de weg.

Nu met Gods woord, ben ik tevreden.

De wereld verandert met de tijd.

Maar niets kan mijn hart scheiden van God.

Een eeuwige belofte, de eed blijft gelijk.

De cirkel van leven en dood, ik ben terug bij Hem.

God is altijd aan mijn zij. Hij offert zonder enige klacht.

Al mijn verdorvenheid wordt rein.

Ik zal blijven bij God, voor altijd, voor altijd.

III

Hij zaaide leven in mijn hart.

Zijn woord voedt mij, hij loutert en beproeft.

Vervolging en lijden maken mijn leven sterker.

Mislukking zal me harden.

God is altijd aan mijn zij. Hij offert zonder enige klacht.

Al mijn verdorvenheid wordt rein.

Ik zal blijven bij God, voor altijd, voor altijd.

God is altijd aan mijn zij. Hij offert zonder enige klacht.

Al mijn verdorvenheid wordt rein.

Ik zal blijven bij God, voor altijd, voor altijd.